Depth of field in beeld gebracht

Ik heb het in een aantal berichten op mijn site al eens aangegeven. Het scherptedieptebereik (depth of field, of DOF) bij macrofotografie is dun. Flinterdun! Dat is de reden waarom een macrofoto vaker een teleurstelling oplevert dan een grandioze plaat, zeker als bewegende voorwerpen (insecten, en al helemaal als deze op een in de wind waaiende bloem zitten) worden gefotografeerd. Bovendien zijn macrolenzen doorgaans niet de snelst scherpstellende autofocus lenzen. Voor macrofotografie wordt vaak handmatig scherpgesteld, maar ook dat is voor bewegende onderwerpen eigenlijk niet te doen. Maar ik dwaal af…

Wat is nu eigenlijk depth of field?

Dat is een boeiende vraag, maar het volledige en exacte antwoord is lastig te vinden, zonder in hele technische details te moeten treden. Om te beginnen daarom maar even aangegeven hoe je de scherptediepte niét moet beoordelen: op 100% schermweergave. Veel fotografen hebben de neiging om aspecten van hun foto op 100% schermweergave te beoordelen: scherpte; ruis; scherptediepte. Daarbij vergeten ze vaak dat zij de enige zijn die de foto ooit op 100% schermweergave zullen zien. Voor publicatie op een online medium zoals Facebook, of een blog (zoals deze), is het veel gebruikelijker om een foto in een kleinere resolutie te publiceren. Sterker nog: Facebook zal grotere foto’s zonder meer verkleinen en comprimeren. Maar wat is het dan wel?

Los van de vraag of de definitie nu helemaal klopt, vind ik de beste beschrijving nog wel op een artikel op Cambridge in Colour dat ook specifiek over macrolenzen gaat. Ook in mijn artikel over het waarom een f/2.8 macrolens vaak niét op f/2.8 kan werken, verwijs ik naar dat artikel. In het artikel lees je: ”Depth of field defined based on what would appear sharp in an 8×10 in print viewed from a distance of one foot”. Niet bruikbaar in de zin dat er géén grootheden bij de 8×10 vermeld staan (maar ik veronderstel dat dat inches zullen zijn), maar wél bruikbaar in de zin dat je hieruit kan begrijpen dat depth of field wordt afgemeten aan een gestandaardiseerde afmeting afdruk (en dus zeker niet aan 100% schermweergave). De depth of field wordt zelf overigens meestal in millimeters weergegeven, maar voor macrofotografie wordt soms ook wel micrometers gebruikt. En daaruit alleen al blijkt dat de depth of field bij macrofotografie flinterdun kan zijn.

Dat alles zou betekenen dat ik aan de hand van voorbeeldfoto’s in een blog niet kan aangeven hoe groot de depth of field bij verschillende (diafragma) instellingen is. En feitelijk klopt dat. Maar uiteraard kan ik wel de verschillen aangeven, en stilstaan bij dingen die opvallen.

Om dat te demonstreren heb ik een proefopstelling gemaakt, die te zien is in onderstaande afbeelding.

De proef en de opstelling

Op een ouderwets klembord heb ik een wit vel A4 papier gelegd, met daarop een transparante (eveneens vrij ouderwetse) liniaal. De liniaal heb ik uitsluitend gebruikt om de verschillen in depth of field te demonstreren, en niet om eenheden (maten of afstanden) weer te geven. Dat een depth of field dan ook x millimeter is bij een zeker diafragma, kan daar dan ook niet uit worden afgeleid.

Ik heb foto’s gemaakt met de macrolens (een Tokina AT-X Pro Macro 100 F2.8 D) op 1:1 vergroting. Met steeds een volle stop dichter diafragma van f/5.6 tot f/64. Waarom f/2.8 tot f/5.6 niet bruikbaar is kan je lezen in dit artikel. Het punt waarop met deze opstelling scherp is gesteld maakt in feite niet uit, maar bleek op ongeveer het 22,8 centimeterpunt op de liniaal (!) te liggen. Dit heeft dus niets te maken met de afstand tot de sensor, maar uitsluitend als referentiepunt op de liniaal. Ik heb de camera ingesteld op het manuele programma (M) met 1/200e seconde en ISO 200 (en dus steeds een wisselend diafragma). Daarbij heb ik om de belichting op iedere foto min of meer gelijk te trekken een flitser op iTTL gebruikt. De flitser zorgt er zodoende voor dat iedere foto “correct” belicht is. Correct even tussen haakjes omdat de foto’s (door het overvloedige wit in de foto) wat naar het grijs getrokken worden, maar dat maakt voor dit artikel helemaal niet uit.

Ik heb dus achtereenvolgens foto’s gemaakt met diafragma f/5.6, f/8, f/11, f/16, f22, f/32, f/45 en f/64. De foto’s zullen steeds in deze volgorde in onderstaande carrousel worden getoond (zelf even op de foto klikken om deze groter in beeld te brengen, en dan klikken op volgende >).

Wat valt op?

Eigenlijk, dat wat te verwachten was. Bij f/5.6 is op de kortste scherpstelafstand, waar de reproductiefactor 1:1 is, de scherptediepte zo dun dat er amper iets scherp op de foto komt. Alleen het streepje dat het 22,8 centimeterpunt op de liniaal weergeeft is scherp. De streepjes daarvoor en daarna al niet meer. Betekent dit dan dat de depth of field minder dan twee millimeter is? Lastig te beantwoorden, maar het zit er wel dik in. Speciale DOF-calculators voor macro bevestigen dat ook wel (let op dat “gewone” DOF-calculators voor macrofotografie niet echt bruikbaar zijn). Maar je kan je ongetwijfeld wel voorstellen dat áls je een insect op 1:1 fotografeert, dat er van dat insect ook maar bitter weinig scherp op de foto zal komen. Dat hoeft natuurlijk op zich geen groot probleem te zijn. Verder zal opvallen dat de achtergrond dermate out-of-focus is, dat niet meer te herkennen is waar je naar kijkt.

Bij de achtereenvolgende foto’s, met dus steeds één stop dichter diafragma, zie je de depth of field toenemen. Vanaf een bepaald punt zou diffractie de scherpte kunnen beïnvloeden. Helaas spreken de calculators die dat berekenen elkaar wel eens tegen. Bij de ene kom ik op f/11 uit, en bij de andere op f/22, wat toch een verschil is van twee stops (klinkt wellicht niet veel, maar is toch vier keer minder licht dat de sensor bereikt). Wat mij opvalt, is dat diffractie (als het al een rol speelt) eigenlijk amper iets doet met de scherpte van deze macrolens, en dat is goed nieuws. Daarbij een kanttekening dat ik niet snel een macrofoto tot posterafmetingen zal laten afdrukken, daar vind ik ze persoonlijk niet interessant genoeg voor. Op mijn scherm zie ik geen artefacten als gevolg van diffractie.

Zoals verwacht, is de scherptediepte op f/64 het grootst. Ook de scherpte laat me niet echt in de steek. Je zou dan ook verwachten dat ik altijd op f/64 macrofoto’s zou maken. Is dat ook zo? Nou, nee. Ten eerste vind ik het vaak helemaal niet erg als de scherptediepte wat beperkt is. Ten tweede levert f/64 al snel problemen op met de te gebruiken sluitertijd en/of ISO-waarde omdat de lensopening zeer klein geworden is. Ten derde neem ik ook voor macrofoto’s vaak meer afstand, dan de afstand die een 1:1 foto oplevert. Dat het volgens de puristen dan officieel geen macro meer mag heten neem ik dan op de koop toe (en bovendien trek ik me daar al helemaal niets van aan). En ten vierde (maar dat is oplosbaar) zullen stofdeeltjes op de sensor veel sneller zichtbaar worden op de foto.

Moraal van mijn verhaal.

Maak je graag macrofoto’s, probeer dan vast te stellen hoe jouw macrolens zich gedraagt bij de verschillende diafragma’s, maar zeker ook bij de verschillende afstanden tot je onderwerp. Bedenk daarbij dat het vaak heel goed mogelijk is om later in de nabewerking flink te “croppen” en toch nog voldoende beeldmateriaal over te houden om een afdruk te (laten) produceren tot aanzienlijke afmetingen. En voor schermweergave zou ik me daar al helemaal niet meer druk om maken met de megapixelmonsters van vandaag de dag.